Het meest acute probleem in de volkshuisvesting is de beperkte beschikbaarheid van sociale huurwoningen. Vanaf 2015 is de voorraad sociale huurwoningen van woningcorporaties afgenomen. Terwijl de vraag juist is toegenomen doordat de bevolking meer groeide dan verwacht. Tegelijkertijd ligt de woningbouwproductie op een historisch gezien laag niveau.
Het bevorderen van de woningbouwproductie staat daarom hoog op de politieke agenda. Met woningcorporaties zijn Nationale prestatieafspraken gemaakt over de bouw van 250.000 sociale huurwoningen voor 2030. Daarnaast is afgesproken dat corporaties 50.000 huurwoningen in het middensegment bouwen.
In dit hoofdstuk leest u hoe de corporatievoorraad zich ontwikkelt. Daarnaast komt aan bod in hoeverre particuliere huur en koop bereikbaar zijn voor de corporatiedoelgroep, bij gebrek aan aanbod van sociale huur. Dit beeld is weinig bemoedigend. Particuliere huur en koop lijken nog maar zeer beperkt van betekenis voor de doelgroep. De krapte op de sociale huurmarkt is voorlopig een gegeven. De voornemens van corporaties om hun nieuwbouwproductie flink te verhogen zijn aanzienlijk, maar op korte termijn niet realistisch. De condities hiervoor zijn te ongunstig.
Wie vallen er onder de corporatiedoelgroep?
De corporatiedoelgroep zijn huishoudens met een inkomen van maximaal € 44.655 in 2021, maar meestal lager, want bij nieuwe verhuringen moeten corporaties minstens 80% van de woningen toewijzen aan huishoudens met een inkomen tot € 40.024.
De corporatiedoelgroep is hier onderverdeeld in 2 groepen
- Doelgroep huurtoeslag’. Deze huishoudens komen in aanmerking voor passend toewijzen en hebben een inkomen dat valt binnen de maximumnorm voor huurtoeslag. € 23.725 voor eenpersoonshuishoudens (€ 23.650 boven de AOW-gerechtigde leeftijd). € 32.200 voor meerpersoonshuishoudens (€ 32.075 boven de AOW-gerechtigde leeftijd).
- ‘Overige doelgroep’. Deze huishoudens hebben een inkomen onder de inkomensgrens voor staatssteun, en boven dat van de doelgroep voor huurtoeslag.
Steeds minder keuze en alternatieven voor de doelgroep
In de particuliere huursector neemt het aanbod gereguleerde huur af en groeit het aanbod in de vrije sector. Hierdoor is er in de particuliere huursector steeds minder keuze voor de corporatiedoelgroep. De corporatievoorraad is tot 2019 gekrompen, onder andere door weinig nieuwbouw. Vanaf 2019 neemt het aantal sociale huurwoningen van corporaties weer licht toe, door nieuwbouw, aankoop en het overhevelen sociaal naar commercieel. Maar relatief is er binnen de woningmarkt nog steeds sprake van een daling van het aantal sociale huurwoningen.
Steeds minder gereguleerde particuliere huur
Doordat er te weinig sociale huurwoningen zijn wijkt een deel van de corporatiedoelgroep uit naar particuliere huur. In figuur 4 ziet u de daling in het aantal gereguleerde particuliere huurwoningen. In de toekomst neemt dit nog verder af. Ruim de helft van de particuliere huurwoningen met een gereguleerde huur in 2021 is bij mutatie te liberaliseren op basis van het huidige woningwaarderingssysteem (WWS) want heeft 143 WWS-punten of meer. Er mag dan een hogere huur worden gevraagd dan € 752,33. Dit is de huidige bovengrens voor de sociale huur die aan de corporatiedoelgroep kan worden toegewezen. Het aantal gereguleerde particuliere huurwoningen kan door liberalisatie dalen van 479.129 naar 208.773. Dit verkleint het voor de corporatiedoelgroep betaalbare aanbod van huurwoningen. Lees meer hierover in het onderzoeksrapport dat bij deze Staat hoort.
Figuur 4 - Percentage gereguleerde en vrije huur voor corporatie en particuliere huur op totaal aantal door huishoudens bewoonde woningen begin 2015 tot en met 2021
2015 | 2018 | 2021 | |
---|---|---|---|
Corporatiehuur gereguleerd | 28,19% | 26,07% | 26,09% |
Corporatiehuur vrije sector | 2,14% | 2,00% | 1,80% |
Private huur gereguleerd | 6,64% | 7,43% | 5,94% |
Private huur vrije sector | 3,57% | 4,74% | 6,62% |
Toelichting op figuur 4
Binnen het WoON 2021 zijn gereguleerde huurwoningen ‘woningen met een huurprijs onder de liberalisatiegrens’. Alle huurwoningen met een hogere huur worden aangeduid als ‘vrije sector’. In deze Staat wordt er voor corporatiesector een andere tweedeling gemaakt, namelijk sociaal en commercieel. Sociale huurwoningen zijn huurwoningen van corporaties die horen tot de Diensten van Algemeen Economisch Belang (DAEB). Daaronder vallen alle huurwoningen van corporaties met een gereguleerd contract, dus ook een relatief klein aantal gereguleerde woningen met een de huur boven de huidige liberalisatiegrens. De commerciële huurwoningen van corporaties behoren niet tot de-DAEB, dus ook niet als de huur onder de liberalisatiegrens ligt.
Overigens is er een klein verschil tussen de cijfers van WoON en CBS (zie tabel 4). Dit komt doordat de WoON-cijfers zijn gebaseerd op een enquête en de huurprijs.
Vooral starters aangewezen op particuliere huur
Vooral mensen in de leeftijdscategorie tot 34 jaar wijken uit naar de particuliere huursector. Het totale aandeel huurders uit deze leeftijdscategorie in de particuliere huur nam tussen 2006 en 2021 toe van 32 naar 43%. Meer dan de helft (55%) van de huishoudens tot 34 jaar in de particuliere huur viel in 2021 in de corporatiedoelgroep en 31% in de doelgroep voor huurtoeslag. Dit is redelijk spectaculair. Zeker in vergelijking met de koop- en sociale huursector, waar juist het aandeel huishoudens in de leeftijdscategorie 65 jaar en ouder toeneemt. Dit is het gevolg van de woonhistorie van de ouder wordende bevolking. Het bevestigt dat starters op de woningmarkt het steeds moeilijker krijgen.
Koop nauwelijks nog toegankelijk voor lage inkomens
Koop is steeds minder een alternatief voor huishoudens met een laag inkomen. Hierdoor neemt de druk op de corporatievoorraad toe. Door het prijsniveau is inmiddels maar 1% van de koopwoningen bereikbaar voor eenpersoonshuishoudens met een modaal inkomen. Dit is een koopsom van maximaal € 171.000 bij een inkomen van € 38.000 (FD/De Hypotheker, augustus 2022). De corporatiedoelgroep bestaat voor het grootste deel uit eenpersoonshuishoudens, ruim 71% van het aantal toewijzingen in 2021 (dVi). Deze groep heeft een inkomen onder modaal. Een koopwoning is voor deze doelgroep dus niet meer bereikbaar.
Doorstroming sociale huursector stagneert
Sinds 2015 neemt het totaal aantal toewijzingen af7. In 2021 lijkt het te stabiliseren (zie onderzoeksrapport). De afname betreft vooral de doelgroep voor huurtoeslag. Er is reden om aan te nemen dat huurders minder doorstromen.
Signalen dat huurders minder doorstromen
De cijfers uit het Woononderzoek 2021 laten zien dat huurders van corporatiewoningen steeds meer tot de laagste inkomens behoren en ouder zijn (zie hoofdstuk Betaalbaarheid van deze Staat en het onderzoeksrapport). Dit is goed wat betreft doelmatigheid. Want sociale huurwoningen gaan dus naar de laagste inkomens. Tegelijk is te verwachten dat dit effect heeft op de doorstroming. Oudere huishoudens verhuizen minder vaak. Ze hebben in tegenstelling tot jongeren vaak nauwelijks meer inkomensgroei. Ook is langer thuis wonen voor ouderen de norm na de afbouw van de verzorgingshuizen vanaf 2015. Overigens verschilt het percentage ouderen wel per provincie. Zo is in Drenthe 42% van de huishoudens in een corporatiewoning 65 jaar of ouder en in Utrecht 34%.
De verhouding tussen de prijs en kwaliteit van woningen binnen de corporatievoorraad is daarnaast zwakker geworden. Ook dat remt de doorstroming. Net als het ontbreken van alternatieven in de particuliere huur en koopsector.
Verder onderzoek nodig voor meer inzicht
Cijfers over woonruimteverdeling zijn alleen op lokaal en regionaal niveau beschikbaar en moeilijk onderling te vergelijken. Daardoor ontbreekt een landelijk beeld. In 2019 is er voor het laatst op landelijk niveau onderzoek gedaan naar woonruimteverdeling (Rigo 2019). Om een scherper beeld te krijgen in hoeverre de sociale huurmarkt vastloopt en waar, is verder onderzoek nodig. Het beeld uit dit hoofdstuk is vooral gebaseerd op het aantal toewijzingen dat jaarlijks afneemt vanaf 2015 en in 2021 lijkt te stabiliseren. Daarnaast zijn er nu weinig mogelijkheden en prikkels voor huishoudens om door te stromen naar een sociale huurwoning. Verder onderzoek kan scherper in beeld brengen waar in het land de doorstroming het sterkste terugloopt en waarom.
Corporaties bouwen meer, maar voorraad groeit beperkt
Corporaties bezitten zowel de sociale als commerciële eenheden. In 2021 leverden woningcorporaties 16.900 nieuwbouw woongelegenheden voor verhuur op. Dit zijn er ruim 1.000 meer dan in 2020. Het aantal aan- en verkopen ligt in 2021 lager dan in de jaren daarvoor. Het aantal gesloopte woningen is iets hoger, zie tabel 14. In 2021 nam de corporatievoorraad toe met 4.413 woongelegenheden.
Om de corporatievoorraad te laten groeien is een hogere jaarlijkse nieuwbouwproductie noodzakelijk. De Nationale prestatieafspraken gaan uit van 250.000 nieuwe sociale huurwoningen vanaf 2022 tot en met 2030 en 50.000 woningen commerciële middenhuur. Een deel van deze nieuwbouw vervangt woningen die worden gesloopt of verkocht. Maar in totaal groeit de voorraad dan wel met zo’n 100.000 sociale en 50.000 middenhuur woningen. Deze doorrekening uit de Nationale prestatieafspraken gaat uit van de verkoop van 90.000 woningen en de sloop van 60.000.
De samenstelling van de corporatiedoelgroep verschuift de laatste jaren meer naar alleenstaanden. Mogelijk mede hierdoor daalt in de nieuwbouw het gemiddeld oppervlak van nieuwe huurwoningen. Het is wenselijk om meer inzicht te krijgen in de bandbreedtes in oppervlak en andere kwaliteiten die corporaties hanteren voor de verschillende huishoudenstypes die zij willen huisvesten. In de doorrekening voor de balans tussen opgaven en middelen van de sector zijn hier normatieve keuzes voor gemaakt. Dit wordt verder toegelicht in het hoofdstuk Institutionele condities in deze Staat.
2015 | 2016 | 2017 | 2018 | 2019 | 2020 | 2021 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Beginstand | 2.402.216 | 2.390.511 | 2.384.443 | 2.375.102 | 2.377.898 | 2.379.209 | 2.378.934 |
Nieuwbouw | 14.978 | 15.280 | 14.439 | 14.061 | 14.927 | 15.878 | 16.900 |
Aankoop | 303 | 1.741 | 2.883 | 4.151 | 5.846 | 12.921 | 2.142 |
Sloop | 10.179 | 7.479 | 9.139 | 6.874 | 7.863 | 7.020 | 8.373 |
Verkoop totaal | 17.076 | 15.667 | 11.416 | 12.175 | 11.631 | 19.985 | 8.072 |
Saldo overige mutaties | 839 | 782 | -526 | 727 | 433 | 708 | 1.816 |
Eindstand | 2.390.138 | 2.386.129 | 2.381.247 | 2.374.992 | 2.379.611 | 2.381.712 | 2.383.346 |
Toelichting tabel 15
Volgens de cijfers die de corporaties hebben aangeleverd is er een verschil van 2.788 tussen bezit eind 2020 en begin 2021. Dit kan liggen aan administratieve correcties. Ook bij andere jaren zijn er verschillen.
Grootste nieuwbouwproductie in Noord-Holland, Noord-Brabant en Zuid-Holland
De provincies Noord-Holland, Noord-Brabant en Zuid-Holland hebben gemiddeld per jaar en in absolute zin de grootste nieuwbouwproductie (figuur 5a). Hierbij kijkt de Aw alleen naar de nieuwbouw van sociale woongelegenheden die bestemd zijn voor verhuur. Er is gewerkt met de gemiddelde nieuwbouw per jaar in de periode 2018 tot en met 2021, zodat het beeld niet te veel vertekend wordt door pieken en dalen in de productie.
In figuur 5b is de nieuwbouwproductie uitgedrukt als percentage van de totale sociale voorraad woongelegenheden per provincie. Flevoland scoort in verhouding hoog omdat er in verhouding tot de voorraad relatief veel wordt gebouwd. Verder valt op dat de productie in verhouding tot de voorraad het laagst is in Zuid-Holland, de provincie met de grootste sociale voorraad.
Figuur 5a - Aantal sociale nieuwbouw door corporaties naar provincie, nieuwbouw gemiddeld per jaar tussen 2018 en 2021
4-jaars gemiddelde op basis van bezitsverdeling | |
---|---|
Noord-Holland | 3242,14 |
Noord-Brabant | 2423,32 |
Zuid-Holland | 2204,78 |
Gelderland | 1632,52 |
Utrecht | 1212,83 |
Overijssel | 777,14 |
Groningen | 654,41 |
Limburg | 605,00 |
Flevoland | 554,30 |
Friesland | 531,24 |
Drenthe | 435,18 |
Zeeland | 263,53 |
Figuur 5b - Aantal sociale nieuwbouw door corporaties per provincie, uitgedrukt als percentage van de sociale voorraad in 2021
Percentage van voorraad sociaal | |
---|---|
Noord-Holland | 0,79% |
Noord-Brabant | 0,77% |
Zuid-Holland | 0,42% |
Gelderland | 0,65% |
Utrecht | 0,74% |
Overijssel | 0,55% |
Groningen | 0,78% |
Limburg | 0,44% |
Flevoland | 1,29% |
Friesland | 0,66% |
Drenthe | 0,78% |
Zeeland | 0,64% |
Sociale huurwoningen in Provinciale woningbouwafspraken
Figuur 6 laat zien hoeveel nieuw te bouwen sociale huurwoningen voor corporaties zijn opgenomen in de Provinciale woningbouwafspraken 2022-2030. Dit zijn er in totaal 268.418, dus iets meer dan de 250.000 in de Nationale prestatieafspraken. In de provincies met de meeste sociale huurwoningen (Zuid-, Noord-Holland en Noord-Brabant) zijn in absolute zin ook de meeste plannen opgenomen voor corporaties (figuur 6a). Maar in verhouding tot de voorraad zijn de afgesproken aantallen vooral hoog in de provincies Utrecht, Groningen, Zeeland en Flevoland (figuur 6b). Uit een vergelijking tussen figuur 5a, 5b, en 6a blijkt dat in Zuid- Holland het niveau van de gerealiseerde nieuwbouw in de afgelopen 4 jaar niet alleen erg laag is ten opzichte van de voorraad, maar ook ten opzichte van het aantal nieuwbouwwoningen dat in de Provinciale afspraken staat.
Figuur 6a - Toekomstig aantal sociale nieuwbouw door corporaties, provinciale woningbouw afspraken
Sociaal corporaties | |
---|---|
Zuid-Holland | 70638 |
Noord-Holland | 51885 |
Noord-Brabant | 37300 |
Utrecht | 25700 |
Gelderland | 23300 |
Groningen | 13370 |
Overijssel | 13286 |
Limburg | 10200 |
Zeeland | 7600 |
Flevoland | 7559 |
Friesland | 4500 |
Drenthe | 3080 |
Figuur 6b - Toekomstig aantal sociale nieuwbouw door corporaties, provinciale woningbouw afspraken
Als percentage voorraad | |
---|---|
Zuid-Holland | 13,35% |
Noord-Holland | 12,60% |
Noord-Brabant | 11,86% |
Utrecht | 15,69% |
Gelderland | 9,23% |
Groningen | 15,85% |
Overijssel | 9,39% |
Limburg | 7,46% |
Zeeland | 18,54% |
Flevoland | 17,55% |
Friesland | 5,55% |
Drenthe | 5,53% |