Maatschappelijke doelen

Het toezicht op de emissies van diverse transportmiddelen is primair gericht op duurzaamheid. Het gaat om het voorkomen van schade aan het milieu door de te grote uitstoot van schadelijke stoffen – in het bijzonder zwavel (SO2), stikstof (NOx) en broeikasgas (CO2) – te verminderen. In het verlengde hiervan gaat het om het voorkomen van gezondheidsschade bij mensen door de uitstoot van schadelijke stoffen.

Ontwikkelingen

Bij emissies van schadelijke stoffen richt de ILT zich momenteel vooral op de zwavelgehaltes van de gebruikte brandstoffen, zowel voor zeescheepvaart, binnenvaart (inclusief pleziervaartuigen), als voor mobiele machines en wegvervoer.

Voor de zeevaart geldt dat de naleving van wet- en regelgeving op het terrein van het zwavelgehalte van brandstoffen hoog is, mede door het toezicht hierop. Hierdoor verschuift de aandacht naar andere schadelijke stoffen, in het bijzonder stikstof, CO2 en fijnstof. Voor zeeschepen gelden vanaf 2021 strengere internationale eisen voor stikstofuitstoot.

Ook brandstoffen voor voertuigen, mobiele machines, binnenvaart en pleziervaart in Nederland moeten voldoen aan milieutechnische normen. Het blenden van brandstoffen op een manier die niet voldoet aan de norm levert bedrijven financieel voordeel op en veroorzaakt waarschijnlijk milieuschade. Hetzelfde geldt voor het gebruiken van brandstoffen voor andere toepassingen dan waarvoor deze zijn geproduceerd.

In de binnenvaart lijkt de aandacht voor schadelijke (zwavel)emissies lager dan in de zeevaart. Een aanzienlijk deel van de schepen haalt de zwavelnorm niet.

Andere nieuwe risico's zijn het gebruik en bijmengen van biobrandstoffen in onder andere de binnenvaart. Ook ontstaan mogelijke nieuwe risico's bij het gebruik van nieuwe brandstoffen.

Geluid en trillingen

Bij luchtvaart en rail- en wegvoer is daarnaast sprake van andersoortige emissies dan van schadelijke stoffen. Het gaat dan in het bijzonder om geluid(soverlast) en in mindere mate trillingen (rail). De ILT houdt toezicht op geluidnormen van rijks- en hoofdspoorwegen. Overlast door (ernstige) geluidshinder betreft vooral het wegverkeer; in mindere mate het spoor.

De luchthavens van nationale betekenis – met uitzondering van Lelystad Airport – gaan de komende jaren activiteiten ondernemen op het gebied van hun milieuvergunning. De verouderde omzettingsregelingen worden Luchthavenbesluiten. Daarbij is de introductie van het nieuwe normen- en handhavingsstelsel (NNHS) op basis van het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB1) van belang. Dit NNHS beschermt de omgeving van Schiphol tegen overmatige belasting van geluid en luchtverontreiniging veroorzaakt door de luchtvaart.

De ILT houdt toezicht op deze en andere milieuaspecten rondom Amsterdam Airport Schiphol en de regionale luchthavens Rotterdam The Hague Airport, Maastricht Aachen Airport, Groningen Airport Eelde, en Lelystad Airport. Ten aanzien van de luchthavens spelen uitdagingen op het gebied van stikstof, (ultra)fijnstof, geluidsoverlast en woningbouw.

Focus van de ILT

De ILT blijft zich conform de verplichtingen inzetten op het controleren van brandstoffen op zwavelgehalte. Onder meer door gebruik van technieken die hun waarde hebben bewezen, zoals remote sensing, snuffelpalen en monsternames.

Voor de binnenvaart en het gebruik van mobiele machines geldt dat gerichte aandacht voor het zwavelgehalte nodig is. De komende jaren is meer onderzoek nodig om daarnaast de risico's van andere emissies, zoals stikstof, CO2 en fijnstof, beter in beeld te krijgen. Daar zet de ILT zich voor in. Hiertoe is ook samenwerking nodig met de Douane, de Nederlandse Emissieautoriteit en beleidsdepartementen.

Verdere internationale samenwerking is nodig om de effectiviteit op het toezicht op de sinds 2021 geldende strengere emissie­normen (Tier III) te verbeteren. De ILT werkt samen met andere landen en toezichthouders om de juiste toezichts­instrumenten te ontwikkelen. Laatste aandachts­punt daarnaast is de certificering van onder andere scheepsmotoren door Klassenbureaus.