Scope

De verbranding van fossiele brandstoffen in de scheepvaart leidt mondiaal tot aanzienlijke milieuschade. De uitstoot van zwaveldioxide tast de luchtkwaliteit aan en heeft daarmee een schadelijk effect op de gezondheid van burgers (ademhalingsmoeilijkheden, oogirritatie, longproblemen en vroegtijdig overlijden). Emissies van zwaveldioxide (SO2 ) op zee worden beperkt doordat schepen in het Noordzeegebied en in havens zich moeten houden aan een maximaal zwavelgehalte in de verstookte brandstof van 0,1%. Vanaf 2020 wordt het maximum zwavelgehalte op mondiale zeeën verlaagd van 3,5 naar 0,5%.

Emissiebeperkingen kunnen worden gerealiseerd door bijmenging van schonere brandstoffen, het gebruik van alternatieve brandstoffen of door rookgasreiniging (scrubbers). Toepassing van ‘remote sensing’-technieken biedt kansen voor meer risicogerichte handhaving.

Brandstof is de grootste kostenpost in de internationale scheepvaart. Reders die gebruik maken van schone brandstoffen, verliezen marktaandeel als hun concurrenten varen op goedkope illegale brandstoffen. Dit risico neemt enorm toe als vanaf 2020 de mondiale zwavelnorm wordt verlaagd en door de grotere afstanden (en lage pakkans) de besparing ten gevolge van illegale brandstof fors toeneemt.

Naast zwavel wordt de scheepvaart de komende jaren geconfronteerd met aangescherpte voorschriften rondom CO2 (kooldioxide) en NOX (stikstofoxiden) en met regelgeving rond PM-emissies (fijn stof). De handhaving op deze emissies kan mogelijk geïntegreerd worden met de handhaving op zwavel, aangezien ze allebei samenhangen met de verbranding van fossiele brandstoffen.

Handelingsperspectief

De ILT staat voor de uitdaging zicht te krijgen op de kwaliteit en het gebruik van de laagzwavelige brandstoffen. Nu voor de SECA-gebieden (Sulphur Emission Control Areas) maar na 2020 ook voor het brandstofgebruik buiten deze gebieden. Robuuste handhaving op het gebruik van laagzwavelige bunkerolie is essentieel om de overschakeling naar schonere brandstoffen plaats te laten vinden, maar ook om een gelijk speelveld te realiseren. Handhavingscommunicatie kan bijdragen aan het zelfregulerend vermogen binnen de sector. De ILT wil ook onderzoeken hoe lozingen aangepakt kunnen worden.

1. Toezicht op zwavel in brandstof binnen SECA-gebied

De internationale regels verplichten de ILT om 10% van de in Nederlandse havens binnenkomende (unieke) schepen te controleren op het zwavelgehalte van de brandstof. De strategie van de ILT is gericht op nakoming van deze verplichting door toepassing van risico- en informatiegestuurde selectie van schepen. Enerzijds door het gebruik van technische vernieuwing bij het bepalen van emissies in de rookpluim van schepen (snuffelpaal, drones), anderzijds door het ontwerpen van risicoprofielen, mede gebaseerd op brandstofverbruik, data over de bunkerolieketen en reisinformatie. Daarmee wordt de pakkans vergroot en worden schepen selectief gecontroleerd.

2. Toezicht op zwavel in brandstof op open zee

Per 2020 treden nieuwe normen in werking waarbij het zwavelgehalte van brandstof op open zee verlaagd moet zijn van 3,5 naar 0,5%. Daarmee dient zich een aantal technische en juridische vraagstukken aan: wie is bevoegd op open zee, met welke instrumenten, en hoe kunnen we bepalen of een schip op zee zich houdt aan de regels? De handhavingaspecten hiervan dienen tijdig meegenomen te worden. Inzet is om ook de risico’s van de nieuwe brandstofkwaliteit in kaart te brengen.

Voor beide onderwerpen zal de samenwerking met havenbedrijven, de politie en het Openbaar Ministerie leiden tot een breed instrumentarium om schepen tot naleving aan te zetten. Vanwege het internationale karakter van de zeescheepvaart past hierbij een intensieve samenwerking met de handhavende diensten in andere SECA-landen en internationale maritieme organisaties.

Activiteiten 2018

  1. Toezicht: inspecties (voorgeschreven aantal International Convention for the Prevention of Pullution from Ships, MARPOL).
  2. Verbetering risicosturing:
    a. Doorontwikkeling ‘remote sensing’-technieken.
    b. Doelgroep- en motievenanalyse.
    c. Data-analyse (risicovolle schepen) en ketenanalyse (brandstof).
  3. Samenwerking met politie, Openbaar Ministerie en buitenlandse autoriteiten vormgeven.
  4. Handhavingscommunicatie.
  5. Ontwikkeling handhavingsstrategie open seas.