Veilig vliegen

Dit artikel hoort bij: Staat van 01

Bijlage A - Wettelijk kader Veilig vliegen

Wet- en regelgeving als belangrijke basis

Internationale en nationale overheden zorgen voor de basis van wet- en regelgeving waarbinnen luchtvaartbedrijven hun activiteiten veilig uitvoeren.

Soms wil een ICAO-lidstaat toch afwijken van de ICAO-standaard, door lagere eisen te stellen in eigen wet- en regelgeving. Zo’n land moet de ICAO hiervan op de hoogte stellen. Andere lidstaten kunnen dit accepteren, of niet, met de mogelijkheid van repercussies voor de internationale luchtvaart van het land met de lagere eisen.

Wereldwijd geaccepteerde basis van ICAO-standaarden en -werkwijzen

De standaarden en aanbevolen werkwijzen van de International Civil Aviation Organization (ICAO) zorgen voor een wereldwijd geaccepteerde basis voor een veilige internationale burgerluchtvaart. Het gaat bijvoorbeeld om regels over de inrichting van het luchthaventerrein en van de start- en landingsbanen. Tot in de details van de verlichting en belijning. Voor in de lucht zijn er gedetailleerde voorschriften voor vlieg- en navigatieprocedures, inclusief de rol van de verkeersleiding daarin. Ook zijn er competentie- en opleidingseisen voor luchtvaartpersoneel, en eisen voor de technische staat van de vliegtuigen. Landen mogen strengere eisen stellen in eigen wet- en regelgeving, zolang dit niet discriminerend werkt. Minder strenge regels stellen, mag daarentegen niet.

Europese wet- en regelgeving (EASA)

Nederland is lid van de Europese Unie. Het overgrote deel van de in Nederland geldende luchtvaartwet- en regelgeving komt daardoor van het Europees Agentschap voor de luchtvaartveiligheid (EASA). Europese regels zijn vaak strenger dan de ICAO-standaarden.

Veel Europese regels zijn Verordeningen (Regulations) en Besluiten (Decisions). Deze hebben rechtstreekse werking. Dit betekent dat lidstaten de regels niet hoeven om te zetten in nationale wet- en regelgeving. Ze moeten zich er direct aan houden en kunnen er rechtstreeks naar verwijzen.

Rollen en verantwoordelijkheden rondom veilige luchtvaart in Nederland

Het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) is verantwoordelijk voor de Nederlandse wet- en regelgeving voor de luchtvaart. De minister van IenW is eindverantwoordelijk voor het functioneren van het veiligheidssysteem en heeft daarbinnen een regierol. Als onderdeel van het ministerie van IenW gaat de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) over de toelating van luchtvaartbedrijven. Ook houdt de ILT toezicht op het naleven van de wet- en regelgeving. En op de werking van de veiligheidsmanagementsystemen (VMS) van de luchtvaartbedrijven.

De ILT laat luchtvaartbedrijven en activiteiten toe die aan de regels voldoen

In Nederland actieve luchtvaartbedrijven moeten een ILT-vergunning hebben. Denk aan luchtvaartmaatschappijen of vliegtuigonderhoudsbedrijven. De ILT laat alleen bedrijven en activiteiten toe die voldoen aan de wet- en regelgeving. Kan een luchtvaartbedrijf (tijdelijk) niet aan alle regels voldoen? Dan kan de ILT onder voorwaarden ontheffing verlenen.

Een ILT-vergunning of -ontheffing

De ILT behandelt aanvragen waarvoor zij op basis van Europese wetgeving vooraf goedkeuring of ontheffing moet verlenen. Dit kunnen aanvragen van nieuwe bedrijven zijn, maar ook van bestaande. Bijvoorbeeld een vraag om goedkeuring of (tijdelijke) ontheffing bij wijzigingen in de organisatie(activiteiten), zoals:

  • Het in gebruik nemen van een nieuw vliegtuig(type).
  • Het kiezen voor een nieuw soort naderingsprocedure.
  • Het aannemen van een nieuwe, eindverantwoordelijke manager.

Het vergunningverleningsproces, ook wel certificatieproces, is een intensieve beoordeling. Een bedrijf krijgt een vergunning als de ILT ervan overtuigd is dat het bedrijf kan voldoen aan de wet- en regelgeving. En de voorgenomen activiteiten daardoor veilig kan uitvoeren. Kan een luchtvaartbedrijf (tijdelijk) niet voldoen aan regelgeving? Dan kan de ILT (tijdelijk) ontheffing geven.

Elk op Schiphol actief luchtvaartbedrijf is dus capabel om veilig te werken. Dat geldt voor de luchtvaartmaatschappijen, onderhoudsbedrijven, de luchthaven, de luchtverkeersleiding, het opleidingsinstituut et cetera. De ILT ziet er ook op toe dat personeel voldoende is opgeleid en vakbekwaam blijft. Denk aan piloten en luchtverkeersleiders.

De ILT ziet erop toe dat luchtvaartbedrijven de regels blijven naleven

Een bedrijf dat is toegelaten, is daarna zelf verplicht om te zorgen voor de veiligheid. Dat is de opdracht van de ILT aan het bedrijf: zij is hiervoor verantwoordelijk.

ILT-toezicht bestaat uit systeemtoezicht en producttoezicht. Systeemtoezicht focust op de organisatorische inrichting en veiligheidsprocedures van het onder toezicht staande bedrijf. Zo zijn luchtvaartbedrijven wettelijk verplicht om een effectief veiligheidsmanagementsysteem (VMS) in te richten. De ILT voert hierop audits uit. Bij producttoezicht inspecteert de ILT bijvoorbeeld de staat van gebouwen of vliegtuigen van een bedrijf.

Regulier toezicht

Voor een deel bestaat het ILT-toezicht uit regelmatig terugkerende inspecties op naleving van wet- en regelgeving. Hoe vaak dit gebeurt, staat in regelgeving. Stelt de ILT een tekortkoming vast? Dan kan hierop een interventie volgen. Afhankelijk van de ernst van de tekortkoming worden de activiteiten van het bedrijf (deels) stilgelegd, volgt een waarschuwing of een verbeterafspraak. Het bedrijf moet bovendien een corrective action plan (CAP) indienen waarin staat hoe en binnen welke termijn de tekortkomingen zijn opgelost. De ILT monitort de uitvoering van dit plan.

Thema-inspecties en internationaal inspectieprogramma

Naast het reguliere toezicht voert de ILT ook gericht thema-inspecties uit. En de ILT neemt deel in een internationaal inspectieprogramma voor luchtvaartmaatschappijen. De ILT stemt de planning en invulling van inspecties af op gesignaleerde risico’s. Het toezicht wordt zo steeds meer risicogebaseerd ingericht.

Het Europees Agentschap voor de luchtvaartveiligheid (EASA) stelt het internationale inspectieprogramma vast. Binnen dit programma inspecteert de ILT vliegtuigen van buitenlandse luchtvaartmaatschappijen op Schiphol. Buitenlandse inspectiediensten inspecteren Nederlandse luchtvaartmaatschappijen op buitenlandse luchthavens.

Bedrijven en overheden signaleren risico’s

Om het veiligheidsniveau vast te houden en te verbeteren, is er in de luchtvaart veel aandacht voor het signaleren en verminderen van risico’s.

Meldingen (mogelijk) gevaarlijke situaties

Belangrijke bron voor het signaleren van risico’s zijn meldingen over situaties die een gevaar kunnen (gaan) vormen. Daarom is 1 van de pijlers van het veiligheidsmanagement een systeem en rechtvaardige cultuur (just culture). Om zo gemakkelijk en veilig (zonder represailles) meldingen te doen. Binnen een bedrijf worden meldingen verzameld en geëvalueerd. Waar dat nodig is, leidt dit tot maatregelen. De samenwerkende sectorpartijen in het joint sector Integral Safety Management System (ISMS) maken analyses van risico’s op de raakvlakken van organisaties.

Het ABL verzamelt voorvalmeldingen; ook ILT-toezicht kan signalen over risico’s opleveren

Het Analysebureau Luchtvaartvoorvallen (ABL), onderdeel van de ILT, verzamelt voorvalmeldingen om sectorbrede trends te signaleren. Het ABL deelt de analyseresultaten met de sector, zodat hieruit kan worden geleerd. Ook het toezicht door de ILT kan signalen opleveren. Bijvoorbeeld doordat er een trend in tekortkomingen wordt vastgesteld.

Monitoren ontwikkelingen

Daarnaast worden op nationaal en internationaal niveau ontwikkelingen en ontstane risico’s gemonitord. Op Europees niveau brengt EASA hierover jaarlijks een rapport uit. En tijdens de coronacrisis heeft EASA een overzicht van aan deze crisis gerelateerde risico’s opgesteld.

Dit jaar is gewerkt aan een Nationale Veiligheidsanalyse (NVA) om juíst risico’s te signaleren die samenwerking van bedrijven en overheden vragen (en niet door individuele bedrijven kunnen worden opgepakt). Dit op initiatief van de Nederlandse overheid en als onderdeel van het Nationale Luchtvaartveiligheidsprogramma (NLVP).

Ongevallen komen gelukkig weinig voor. Voor een goed beeld van de risico’s is het daarom van belang om de minder ernstige voorvallen in beeld te hebben. Deze zouden immers kunnen escaleren tot een bepaald type ongeval. Ook is het belangrijk om vast te kunnen stellen of beheersmaatregelen voldoende effectief zijn om zo’n escalatie te voorkomen. Omstandigheden die een rol spelen bij (bijna-)voorvallen, zoals weer en wind tijdens het vliegen, zijn ook van belang. De ILT analyseert deze informatie en werkt daarin samen met het ABL, sectorpartijen en andere overheden, zoals EASA.

In de luchtvaart wordt gebruikgemaakt van 36 door de ICAO gedefinieerde ongevalscategorieën.

ILT richt toezicht op gesignaleerde risico’s

Voor de veiligheid op Schiphol kijkt de ILT naar risico’s op de grond, bij starten en landen en in de lucht.

Voor risico’s op de grond richt de ILT zich voornamelijk op de grondafhandeling en het pushbackproces.

Rondom het starten en landen kunnen verschillende typen ongevallen voorkomen. Zoals ongevallen die verband houden met runway incursions. Of ongevallen waarbij het vliegtuig tijdens het landen of starten vóór, naast of voorbij de baan terechtkomt. Ook een situatie waarbij een vliegtuig te hard neerkomt op de landingsbaan kan leiden tot een ongeval.

Ongevallen in de lucht kunnen ontstaan doordat een vliegtuig in botsing komt met een ander object. Denk aan een ander vliegtuig, een drone of een vogel. Ook kan het voorkomen dat de bemanning de controle over het vliegtuig verliest. Ook het gedrag van passagiers die aan boord de orde verstoren, kan van invloed zijn op de veiligheid in de lucht.

Risicogestuurd toezicht

De verzamelde signalen en informatie over risico’s gebruikt de ILT om het toezicht meer risicogestuurd in te richten. Zo kan de ILT in haar reguliere inspecties specifieke aandacht schenken aan onderwerpen of een thema-inspectie opzetten.